[Deze tekst is ook verschenen in de TT van oktober/november 2006]
Dit keer een verhaaltje over een aantal afgeleiden van de dolomite; onze geliefde middenklasse saloon is gebruikt als basis voor twee kitcars in de jaren ’80, maar ook als basis voor een rolls-royce-alike luxe-mobiel halverwege de jaren ’70.
Om met deze laatste te beginnen, de Panther Rio was een auto gemaakt door “Panther Westwinds”. De gewone Rio gebruikte de dolomite (1850) als basis, en de Rio Especial was gemodelleerd om een sprint. Er zijn hiervan tussen 1975 en 1977 slechts 38 exemplaren gebouwd.
De bouwer van deze auto’s, Bob Jankel, was eigenlijk een mode-ontwerper, en wilde luxe auto’s bouwen voor consumenten die nu eens iets heel anders wilden rijden – eigenlijk een goedkopere Rolls-Royce. Helaas werkte de enrgiecrisis van 1973 niet echt mee, en was de markt voor dat soort auto’s erg beperkt.
In februari 1976 kostte de Rio Especial in Engeland (de enige markt waar ze geleverd zijn) £9445 – vergeleken met de concurrentie gewoon teveel, zeker als je het vergelijkt met de Dolomite Sprint die toen £3283 kostte, of de Jaguar XJ5.3 die slechts £7496 kostte, terwijl deze auto’s minstens evenveel luxe boden.
Op meetings in Engeland kom je nog wel eens één zo’n exemplaar tegen, dus ik heb de Rio in het echt mogen bewonderen. Leer, bredere stoelen, elektrische ramen zijn onder andere de verbeteringen aan het interieur – van het exterieur heb ik een fotootje bijgesloten.
De tweede special is de Dolomite Sprint-gebaseerde Latham F2, gebouwd door de Engelsman Paul Latham-Jones. Er zijn ongeveer 20 van deze auto’s gebouwd in de Latham Sports Car factory in Bicester halverwege de jaren ’80. Het was de eerste “open” monocoque, iets wat nu niet zo bijzonder is, maar toen zeker wel.
Deze 20 auto’s waren eigenlijk prototypes voor de later te releasen auto, die een Vauxhall lotus 2-liter motor zou hebben moeten krijgen met een Ford-versnellingsbak en -achteras. Voordat deze auto zijn typegoedkeuring in Engeland zou krijgen, of er uberhaupt een serieuze produktie op gang was gekomen, was het al einde verhaal.
Dit betekent dat alle gebouwde Latham’s een dolomite sprint motor hebben, in vermogen vergelijkbaar met de Vauxhall motor, maar met een (toen zeker) minder betrouwbaar imago (onterecht trouwens, een goede sprint-motor kan met het juiste onderhoud zeer betrouwbaar zijn). De meeste Latham’s hebben een sprint-overdrive-bak gekregen, maar een paar hebben de fabriek verlaten met een TR7-vijfbak of een Rover SD1-bak.
Als laatste wilde ik hier de Robin Hood S7 bespreken – na terugkomst van vakantie vond ik namelijk ook een mailtje in mijn mailbox van een CTH-lid die zo’n ding heeft – meteen de eerste in het Nederlands register.
De Robin Hood S7 is een Lotus Seven lookalike, gebaseerd op de dolomite of dolomite sprint. Latere versies gebruiken de Ford Sierra als basis – iets wat miosschien meer strookt met de doelstelling om zoveel mogelijk Triumphs te laten overleven, maar aan de andere kant is een Dolomite-gebaseerde special als de S7 misschien JUIST een garantie dat een deel van zo’n dolomite tenminste nog overleeft, en, dat iemand er ongetwijfeld veel plezier mee heeft!
Robin Hood Engineering bestaat nu nog, maar ze is opgericht in 1984 in Sherwood (vandaar de naam). Vanaf 1989 hebben ze de S7 geproduceerd, en naast de Dolomite-motoren is ook de TR7-motor gebruikt (die natuurlijk gebruik maakt van hetzelfde blok met een andere kop).
09 september 2006
Abonneren op:
Posts (Atom)