28 november 2006

Van Brikken in Beaulieu tot en met Cars at Cosford

Dit is een verhaaltje uit de oude doos… ooit begonnen aan een reisverslag over een trip naar Engeland, maar nooit afgemaakt – bij deze wil ik dit goed maken… Waarom dit verhaal uit 2003 nu dan toch geplaatst willen hebben? Bij schrijven van dit stukje is het september, in dat is traditioneel de maand van een Engeland-tripje naar bijvoorbeeld de Triumph World picnic, de Triumph Dolomite Club Annual International Rally (voorheen SODIT), of Beaulieu. Dit verslag gaat over een trip in 2003, toen we met een aantal mensen alledrie gecombineerd hebben. Als Adrie van Sante, Ronald de Jonge en ik alledrie weer een rijdende blauwe sprint hebben, moeten we dit ZEKER nog een keer proberen… en ja, Triumphs van allerlei ander pluimage en zeker ook in andere kleuren worden bij deze uitgenodigd om hier gewoon een keer aan mee te doen!!

Zwiep-rtk-rtk-zwiep-rtk-rtk-zwiep… onder begeleiding van dit typische, door de ruitewissers voortgebrachte stukje oergezellige muziek waren we met twee dolomites inmiddels al een aardig stukje op weg richting Calais. Met een lichte kraak kwam het bakkie op de pakjesplank tot leven, en de stem van Rob meldde mij dat dit het moment was om, indien ik dit ambieerde, het snelheidsrecord van de TR2 bij Jabbeke te evenaren. Ehm - toch maar niet – de Sprint waarin ik de reis had aangevangen moest als het even kon nog heel eventjes heel blijven.


CalaisEerder die ochtend hadden we met twee auto’s afgesproken bij grensovergang Hazeldonk – Rob van Essen en Ronald de Jonge in Rob’s gele dolomite sprint en ik, Tjakko Kleinhuis, met mijn rode sprint zouden vanaf daar de reis richting ferry beginnen. Jan Oldenkamp had volgens oud-Drents gebruik de reis richting Calais al in het holst van de nacht aangevangen, en had rond die tijd, 8:00 ‘s ochtends, zijn mimosa sprint vast al met één wiel op de loopplank van de ferry geparkeerd.
De Seacat vertrok dat jaar voor het eerst niet meer vanuit Oostende, wat de reis waarschijnlijk sneller maar in ieder geval comfortabeler maakte, omdat we gewoon zittend in een overheerlijk bekussende dolomitestoel over de snelweg zoeften.

Inmiddels was het mij opgevallen dat mijn voltmeter uit gevoel van sportiviteit jegens bovengenoemd bakkie, het kanaalnummer dat dit zendapparaat aangaf op zijn wijzerplaat achtte te moeten evenaren door ook vrolijk richting de “11” te wijzen. Hier moest aan de andere kant van de grote sloot, aan de goede kant van de weg, toch maar eventjes naar gekeken worden, waarschijnlijk iets met het laadcircuit.

De trip over het kanaal ging lekker snel met zo’n Seacat, want zo’n ding is eigenlijk een groot uitgevallen speedboot, maar bij ruw weer danst zo’n ding iets meer dan een gewone “platte” veerschuit – maar als echte mannen met borsthaar, en wellicht ook omdat we allemaal ooit wel eens in een dolomite met slappe vering hadden gereden, konden wij deze schommelingen goed verdragen.
Eenmaal aan de andere kant van het water was het eerste wat we konden doen het uitschakelen van de ruitenwissers, omdat in Engeland –contrary to popular belief- nu eenmaal ALTIJD de zon schijnt. De Smiths-meter die bij benadering de snelheid aangeeft liet -geheel in overeenstemming met de zonnige stemming- het luciferhoutje dat doorgaat voor wijzer dan ook vrolijk dansen tussen de 40 en 50 miles per hour.

3 sprints bij de B&B in het New ForestVoor het eerste weekend van onze trip hadden we een B&B geboekt in Brockenhurst in het New Forest, vlakbij Beaulieu, maar ook nog op een aanvaardbare afstand van Beale Park bij Reading, waar de Triumph World picnic was. Zo konden we van beide festijnen een dagje meepikken. Zodoende richtten 12 koplampen zich richting dit dorpje, waar een door een Nederlandse gerund hok gereserveerd was. Op 300 (!) e-mailtjes had ik maar één positieve reactie mogen ontvangen, nergens plek, want in het Beaulieu-weekend krijgt de omgeving daar ongeveer evenveel bezoekers als de stad Amsterdam inwoners heeft.

Het dorpje bleek een vooral door loslopende paarden, koeien en ook stieren bevolkt plaatsje, en wij werden bij aankomst bij de pittoresk bij een doorwaadbare plaats (“ford”) gelegen slaapgelegenheid dan ook begroet door een paar koeien en een stier. Bij de gedachte dat laatstgenoemde zich eens lekker tegen haar deur aan zou komen schurken liet mijn ook nog eens pimento-rood gekleurde sprint van schrik spontaan haar uitlaat vallen, iets wat gelukkig –na verdwijnen van het vierpotige gezelschap- snel gerepareerd was door simpelweg twee pijpen onder de bestuurdersstoel weer aan elkaar te schuiven.
Jan ging na deze ontmoeting met de stier (of gewoon omdat de reis lang was geweest) ook even op zoek naar een toilet, maar werd in zijn verwachtingen uiterst teleurgesteld bij het vinden van twee op elkaar gestapelde keukenkastjes onder de trap, ingericht als toilet, waar een gezonde Hollandse jongen alleen maar met het hoofd op de knieen inpaste – iets wat niet zo fijn is als er een grote boodschap gedaan moest worden, juist ja, omdat je dan niet meer bij het toiletpapier kunt. Pas de ochtend van vertrek zouden wij er overigens achter komen dat er boven nog een toilet was wat wel heel ruim was…

3 Dutchies op Beale ParkDe eerste dag van dat weekend hebben we de Triumph World picnic een internationaal tintje gegeven, door met drie Nederlands bekentekende sprints acte de présence te geven – waar wij natuurlijk meteen over geinterviewd werden door een al eerder door Rob van Essen met de titel “enge man met microfoon” bekroonde Tony Beadle.
Even pinnen vlakbij Beale parkAls bewijs dat dit een welbestede dag was geldt het feit dat één van onze metgezellen tot drie keer toe (ik overdrijf misschien een beetje) naar de dichtstbijzijnde (maar toch op gauw 20km afstand zich bevindende) cash machine moest om alle krenten uit de plaatselijke pap te kunnen betalen!

Wolseley 1800 op BeaulieuDe dag erna bleek dat ook Beaulieu een heel leuk event was, Rob en ik hebben lekker gerommeld tussen allerlei oude rotz… eh onderdelen, memorabilia en natuurlijk af en toe een vreugdedansje gedaan om een roestige doch zeer zeldzame verschijning op vier wielen, zoals een bijna tot stof vergane Wolsely Princess, een Jaguar XJ racer, en een DS décapotable, maar ook een in wel zeer mooie staat verkerende dolomite 1300. Ronald en Jan hebben ook de gelegenheid bij de hoorns gevat (of hoe ging dat spreekwoord ook alweer?) om het museum aldaar te bezoeken, iets wat een echte aanrader bleek te zijn. De dag werd geheel in stijl afgesloten, alweer met een beetje sleutelen, ditmaal aan een uitlaatbeugel van Rob zijn gele vriend, die lichtjes in contact gekomen was met de kiezels op het karrespoor naar de parkeergelegenheid aldaar.


Sloperijtje (3)Als afsluiter van dit weekend hebben we nog snel een scrapheapje gepakt, waar op twee grote terreinen vanalles te zien was ook op Triumph-gebied, variërend van dolomites en TR7s tot zelfs een Triumph Mayflower.
Sloperijtje (5)

Na deze prachtige laatste noot keerden Rob en Ronald weer terug naar Nederland, Jan en mijzelf met een kleine traan in het oog achterlatend. Na de zakdoeken iets zouter en verminderd schoon weer in de achterzak weggestoken te hebben, vortrokken ook Jan en ik: Jan naar vrienden in Liverpool, en ik ben een paar dagen gaan logeren bij familie van mij in Eastbourne.
Beachy Head
Met mijn oom heb ik toen ook nog een museum bezocht van Lord hoe-heette-hij-ook-alweer daar in de buurt, en daar o.a. een MG Metro 6R4 en een busje gezien dat ooit gebruikt was door de Beatles – een verhaal waar Jan als rechtgeaarde Mersey-rock-fan natuurlijk erg jaloers op was.

Daarna ben ik voor eventjes teruggekeerd naar de stad waar ik nu zo’n 8 jaar geleden gewoond heb, Leicester, en heb vanuit mijn oude huis daar de SODIT bezocht op het terrein van het luchtvaartmuseum in Cosford – ook Jan en zijn vrienden uit Liverpool mocht ik daar weer ferm de hand drukken.
French Blue Beauty op de TDCIRDeze meeting was weer als vanouds, met een hele leuke opkomst van allerlei verschillende dolomite-gerelateerde auto’s: 1300tjes, Toledo’s (al dan niet voorzien van een sprint-blok en een aggressieve paarse kleur met matching tupperware-pakket), 1500s, maar ook een paar hele leuke auto’s die je in Nederland nooit tegen zult komen: een Latham F2, en een Panther Rio. Zeldzaam! Ook zeldzaam was de met een HELE botte zaag tot cabrio omgebouwde dolomite (en aan het commentaar in de gelederen van de TDC te horen wilde men dit zo houden). Aan het einde van die dag mocht ik, omdat Jan zich spontaan vergat hiervoor in te schrijven (waarvoor eeuwige dank beste man), de prijs voor de “long distance award” in ontvangst nemen. Deze staat nu inmiddels alweer drie jaar in mijn vitrinekast tussen de Triumph-modelletjes.

De laatste belevenis op deze trip volgde toen ik op de ramp van de seacat in Calais WEER met de uitlaatdemper ergens achter bleef hangen, en ik dit, op de parkeerplaats aldaar, onder het toeziend oog van een heleboel automobilisten en evenzoveel tweewielpiloten onder de auto moest kruipen. Eventjes de hulp gevraagd van een grote, vervaarlijk uitziende tweewielfanaat door in mijn beste Frans, wijzend naar de uitlaat, de aanwijzing te geven “Tirez ici”, wat mij in de gelegenheid stelde de uitlaatpijp weer terug te schuiven waar deze hoorde. Toen deze behulpzame spierbundel zich omdraaide zag ik dat ik de hulp had gevraagd van een lid van het Franse chapter van de ‘ells Angèls – wat maar weer aantoont dat die mensen zeker ook niet te beroerd zijn om even te helpen.

Geen opmerkingen: